Doven en slecht horende

Doofheid betekent veel meer dan ‘niet kunnen horen’. Doofheid betekent afgesneden zijn van een heel belangrijke menselijke eigenschap: interactie door gesproken taal. Niet alleen horen is voor doven een probleem, maar ook gehoord worden.Wie vanaf de geboorte niet hoort, heeft moeite met taalverwerving. Leren spreken is moeizaam, maar ook het aanleren van de taal zelf. Taal leer je nu eenmaal voor een groot deel passief, door te luisteren wat anderen zeggen en hoe ze het zeggen. Taalachterstand leidt vaak tot kennisachterstand. Doven moeten veel meer moeite dan horende mensen om kennis en informatie op te doen.Mensen die pas doof zijn geworden nadat ze hebben leren spreken, hebben minder problemen om zich verstaanbaar te maken en ook minder problemen met het begrijpen van taal, en dus met het opdoen van kennis en informatie.Ten slotte zijn er nog mensen die niet geheel doof, maar slechthorend zijn. Slechthorendheid is er in allerlei varianten. Er zijn mensen die bepaalde frequenties niet horen, waardoor een gedeelte van al het geluid wegvalt. Anderen horen wel alle frequenties, maar alleen heel zacht en met veel ruis. Ook voor slechthorenden geldt dat zij vanaf de geboorte of pas op latere leeftijd minder zijn gaan horen. Dus ook bij slechthorenden is er een verschil in de mogelijkheden voor taalbeheersing.Veel doven kiezen ervoor zich vooral te begeven tussen andere doven. De dovenwereld is voor hen veel toegankelijker en herkenbaarder. Ook is het daar soms makkelijker dingen te leren dan in de horende wereld. Maar de dovenwereld is een kleine wereld, en wie zijn volledige mogelijkheden wil benutten is ook aangewezen op functioneren in de ‘gewone’ wereld.

School en internaat

De Kennedy-stichting is een instituut voor dove en slechthorende kinderen in Suriname. In 1946 werd in Suriname een school voor gehoorgestoorden opgericht en in 1965 volgde de Kennedy-stichting. Het instituut beschikt over een aantal gebouwen aan de Wanicastraat in Paramaribo op een terrein geschonken door de Zusters van Oudenbosch en de Fraters van Tilburg. De stichting is echter neutraal van aard: kinderen van alle religies en gezindten worden opgenomen.

De Kennedy-stichting heeft een school en internaat, die los van elkaar staan, met aparte hoofden. De school telt circa 160 leerlingen, daarvan is ruim de helft ondergebracht in het internaat, omdat zij te ver van Paramaribo in het binnenland of in de districten) wonen, of omdat de huiselijke omstandigheden het voor deze kinderen onmogelijk maken thuis te wonen.

De school kent

  • een peuterafdeling, waar het kind goed contact moet krijgen met de groep, en waar het geobserveerd wordt om de ervaringswereld uit te breiden en de andere zintuigen laten bijspringen waar het gehoor ontbreekt;
  • een kleuterafdeling waar de kinderen ‘gelaatgericht’ worden, dat wil zeggen goed letten op het gezicht om tot liplezen te komen;
  • zeven jaar basisonderwijs met gespecialiseerde apparatuur, in groepen van maximaal twaalf leerlingen;
  • voortgezet onderwijs: huishoudelijk werk en naaiwerk voor de meisjes en een technische afdeling voor de jongens;
  • uitgebreid onderwijs dat opleidt tot administratieve banen of bijvoorbeeld werk in een drukkerij. Zo werden enkele leerlingen opgeleid tot datatypist bij IBM.